Jan van Driel wordt op 25 september 1950 in een dorp in de Betuwe geboren. Vanwege ziekte van zijn moeder wordt hij ondergebracht bij zijn oom en tante. Jan wordt herenigd met zijn moeder als hij drie is. Hij kan niet aan haar wennen en voelt zich verraden door zijn tante. Deze ervaringen neemt hij mee in zijn latere leven. Zijn relaties kenmerken zich door afwijzing, jaloezie, wantrouwen en vreugdeloze seks. Hij kan niet zonder vrouwen, maar ook niet met. Om van alles af te zijn gaat hij in celibaat. Na vijf jaar onthouding ontmoet Jan Martha. Gaat het hem nu wel lukken?
“ Gisteren heeft ze een van die handen nog tegen hem opgeheven. Hij mocht niet naar Tante An en hij had gezegd dat hij toch ging. Met de fiets tussen hen in had ze dreigend voor hem gestaan. ‘Sla dan, sla dan,’ had hij haar uitgedaagd. Toen ze haar arm weer had laten zakken, had hij de moedeloosheid in haar ogen gezien. Het zou nooit wat worden tussen hen. Gewapende vrede is het hoogst haalbare. Hij denkt dat het zijn schuld is dat zijn moeder bijna nooit lacht. Er is ook altijd wel wát met hem. ”